Drie mogelijkheden voor melk-aanvoermanagement

Het thema 'aanbodsturing op de zuivelmarkt' is weer actueel, meent Hannes Weindlmaier, hoogleraar Melk en Voedingseconomie van de Technische Universiteit in München. Hij stelt dat er drie mogelijkheden voor melk-aanvoermanagement zijn: prijsdifferentiëring voor A– en B-aanvoer, onderhandelingen met afzonderlijke melkveebedrijven en het coöperatieve model van de closed shops.

Weindlmaier vindt dat de relatie tussen de melkveehouder of leveranciersvereniging en de zuivelonderneming een nieuwe vorm moet krijgen. Vanwege de internationale concurrentiepositie van de Duitse zuivel op langere termijn is het belangrijk tot oplossingen te komen waarin de belangen van beide kanten zo goed mogelijk tot hun recht komen, zo benadrukt hij.

Sturing per bedrijf
Weindlmaier ziet een totale publiek- of privaatrechtelijke EU-quotering er niet komen. Anders is het met de sturing van de melkaanvoer per individuele onderneming, die de komende jaren zeer actueel blijft. Dat gebeurt om twee redenen. Allereerst is onder het huidige quotumregime de speelruimte voor veranderingen in de melkproductie van veehouders begrensd. De zuivel kan de melkaanvoer goed plannen. Bij de afloop van de quotering in 2015 verandert dat wellicht. Daarbij kan in diverse regio's de melkproductie sterk uitbreiden, volgens prognoses voor bepaalde landen en regio's tot zelfs 25%. Als dat snel gebeurt, leidt dat voor de betrokken zuivelondernemingen en indirect ook voor hun melkleveranciers tot een fors probleem. Het teveel aan melk leidt dan namelijk tot een druk op de melkprijs.'

Geringe netto toegevoegde waarde
Ten tweede maakt momenteel een deel van de Duitse ondernemingen een hoog percentage zuivelproducten met geringe netto toegevoegde waarde, zoals industriemelk, boter en mager melkpoeder. Zou de melkaanvoer aan dit soort zuivelbedrijven stijgen, dan zou ook het aandeel van deze producten verder groeien. En dat zou negatieve consequenties hebben voor het tot waarde brengen van de melk en daarmee voor de mogelijkheid om een concurrerende melkprijs te betalen.

Drie mogelijkheden
Weindlmaier stelt dat er drie mogelijkheden voor melk-aanvoermanagement zijn: prijsdifferentiëring voor A– en B-aanvoer, onderhandelingen met afzonderlijke melkveebedrijven en het cooperatieve model van de closed shops.

A– en B-aanvoer
Bij het A/B-systeem wordt voor het A-contingent melk een prijs betaald gebaseerd op de gemiddelde prijs. De B-melk krijgt een prijs gerelateerd aan de spotmarkt of aan de verkoop van boter en mager melkpoeder. Principieel lijkt dit A/B-systeem voor coöperatieve en particuliere bedrijven een uitkomst. Maar het eerste grote probleem is het vastleggen van de A- en B-quota. Dat leidt tot aanzienlijke conflicten. De vraag is bovendien wat er met de B-melk gebeurt. De A-melk krijgt in de markt concurrentie van B-melk en zuivelbedrijven gaan zich vooral met B-melk indekken. Daardoor ontstaat het gevaar dat het prijsniveau voor alle zuivelproducten wordt gedrukt, zodat ook het tot waarde brengen van A-melk onder druk komt. Bovendien krijgen melkveebedrijven die hun productie willen uitbouwen voor de meermelk slechts de lage B-prijs. Daarom betekent dit model een massieve beperking van de structuurontwikkeling, wat contraproductief is, omdat de melkveehouderij zich moet aanpassen aan het quotumloze tijdperk.

Onderhandelingen met afzonderlijke melkveebedrijven
Met name de particuliere zuivelbedrijven kunnen volgens Weindlmaier uit de voeten met een sturing van de aanvoer door onderhandelingen met afzonderlijke veehouderijbedrijven of met melkleveranciersverenigingen. Bij die contracten gaat het onder andere over contractduur, de te leveren hoeveelheid en de hoogte van de korting bij overschrijding, de meest geschikte referentieprijs en het rekening houden met de prestaties van de betrokken zuivelonderneming.

Closed shop model
Onderhandelingen met de melkleveranciers zal straks het basismodel zijn en blijven voor de particuliere zuivelbedrijven, maar dat geldt volgens Weindlmaier niet voor de cooperatieve zuivelondernemingen die van een closed shop model zullen moeten uitgaan. Dat betekent een duidelijk privilege voor het lid van de cooperatie als melkleverancier. Vanwege hun kapitaaldeelname in de onderneming en hun langdurige binding moeten zij zonder hoeveelheidsbegrenzing verzekerd blijven van markttoegang. Is het afzetpotentieel van de zuivelonderneming begrensd, dan wordt afgezien van het aantrekken van nieuwe leden of worden contracten met melkleveranciersverenigingen of grote leveranciers niet verlengd.

Als de onderneming op korte termijn meer melk nodig heeft, dan kan die op de spotmarkt worden bijgekocht of kunnen kortlopende contracten worden afgesloten. Weindlmaier adviseert de zuivelcoöperaties zeker tot het einde van de quotering deze strategie te volgen. Daarbij is een hoeveelheid melk tot 80% van de jaarbehoefte voor producten met een goed rendement van de eigen leden, leveranciersverenigingen of grote leveranciers met langlopende contracten te betrekken, en de rest via de spotmarkt of vrije leveranciers.

bron: ZuivelZicht: [www.foodholland.nl]

Deel dit topic

Reacties

producent
Weer zo'n hoogleraar die over onze rug het wiel wil uitvinden.

« Terug naar discussielijst

Deel ook jouw kennis en inzicht

Hebben de thema's melkveehouderij , melk , melkpoeder , melkprijs , voer , zuivel , melkproductie , melkveehouder , boter , spotmarkt , economie , melkaanvoer , zuivelonderneming , rendement en coöperaties geen geheimen voor jou? Dan kunnen we jouw kennis en inzicht goed gebruiken! Of je nu actief bijdraagt door foto's, video's, topics of reacties te plaatsen, of je zorgt er middels de stemknoppen voor dat de beste reactie naar boven borrelt.. Jouw kennis en inzicht m.b.t. de melkveehouderij kunnen deze site nét dat beetje beter maken. Maak ook een (gratis) account aan!

REACTIES
1
DEELNEMERS
1
WEERGAVES
1